Een gedicht van Elisabeth Maria Post 1755-1812
De lente
Daar is nu de lente: De vrolijke lente, Die heuvlen en dalen, Die akkers en weiden, Die bosjes en wouden Met groen overkleedt.
Nu juichen de bossen, Nu leven de weiden; Wat aantal geluiden Doorgalmen het luchtruim; En roemen als goedheid De Schepper der lente, Die de aarde verheugt,
Nu loeien de koeien; Nu briesen de paarden; Nu blaten de lammren, En geitjes en schapen; Nu snorren de insectjes; Nu zingen de vogels; 't Geroep van de koekkoek, 't Gefluit van de merel, Het kirren der duifjes, Het orglen der leeuwrik, Vermengt zich harmonisch; De nachtegaal tovert Door roerende liedren: De bosjes weergalmen, Van liefde en geluk!
Deze invloed der lente Bezielt heel de schepping Met wonderlijk leven; Het dode verrijst weer; Het koude verwarmt zij; Haar vuur stroomt door de aarde, Met groeikracht en wording; En duizenden planten, Met duizenden bloemen, Zo prachtig, zijn daar!
Hoe geuren die planten! Hoe gloeien die bloemen! Hoe trillen de bladen! Hoe suist al de lommer, Als Zephyr zo zachtjes Loopt spelen door 't groen!
Nu springen de bronnen; Nu ruisen de vallen; Nu weemlen de beekjes; Nu zwellen de vijvers; Nu stromen rivieren In prachtiger schoonheid, Door 't vruchtbare land.
Het vuur van de lente Doorstroomt alle wezens, Met leven en liefde, En schepping en wording Verrijst door die kracht.
De dieren der aarde, De vooglen der wouden, De vissen der stromen, De insecten der poelen, Gevoelen die werking; En alles vermeert.
Dit vuur van de lente Sluipt gloeiend in de adren Des moedige jonglings; Onrustig en kwijnend Vervelend en smachtend Verlangt hij geluk.
Het vuur van de lente Doorstroomt ook de boezem Van 't jeugdige meisje, Vertedert haar harte; Hoe zuchtend, hoe peinzend, Hoe zacht melancholisch Gevoelt zij de vreugde Der juichende schepping; En juicht toch niet mee.
Ik, vrolijke lente! Heb nooit uwe invloed, Zo zacht, en zo strelend, Zo teder, zo roerend, Als nu aan de zijde Mijns jonglings, gevoeld.
Ook hij, die uw invloed Zo dikwijls, al zuchtend En eenzaam, gevoelde, Was nimmer zo rustig, Zo vrolijk genietend, Als nu zijn Elize Met hem uw vermogen, Met hem uwe schoonheid Ook zalig gevoelt.
|