Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931
Slapend kind
Kom mijn kind, de dag gaat ook. Zie haar afscheid wuift ze al ginder; In de tuin zijn bloem en vlinder Als de nachtlamp en haar rook. Kom mijn kind, de dag gaat ook.
Stil, hij is de dag al voor, En hij sluimert, volgedronken, Moegedroomd en blindgeblonken, In oneindig niets teloor, Rustig bij mijn woorden door.
Wonder, wat wordt de avond zwart! Langzaam, langzaam moet ik stijgen Langs de trappen, zelfs niet hijgen Met dit hoofdje aan mijn hart, Tot waar zacht de sponde mart.
Ach, want als hij wakker schrikt Uit dat land van klank en kleuren En hij ziet de nacht hier treuren, Weet ik dat hij uren snikt... Stram mijn knie, dat gij niet knikt!
Liederen en Balladen
|