Gedicht van Helene Swarth 1859-1941
Slapend kind
Terwijl daar buiten wilde stormen loeien, Slaapt, in haar bedje, 't lieve kind tevreden Half blootgewoeld, de reine rozeleden, De frisse wang nog blozend-warm van 't stoeien.
Het donzen dek is losjes neeergegleden. De blonde lokken, gouden sluier, vloeien Om 't zacht gezichtje, dat mijn blik blijft boeien. 't Half open mondje heeft nog pas gebeden.
Slaap, kindje, en droom van vlinders en van rozen, Van 't wuivend woud, waar blijde vogels kwelen Of van de pop wier wassen koontjes blozen!
Eens zult ook gij, die thans nog droomt van spelen, Een kroon van doornen om uw voorhoofd voelen En, bitter wenend, op uw leger woelen.
Beelden en stemmen (1887)
|