Een gedicht van Rosalie 1834-1875
Blijken van zinneloosheid
De koning werd zeer oud en zwak Hij scheen wat grillig te wezen Hij maakte 't al verkeerd en sprak Noch deed meer als voordeze.
Hij wierp de vogeltjes in de stroom En deed de visjes vangen Opdat ze van uit de appelboom Hem verkwikten door hun zangen.
Men nam het nog zo erg niet op Men liet hem doen naar behagen Zij die hem omringden schudden de kop Van meelij als zij dat zagen.
Maar toen hij het verder dreef en begon De grootgewordene kinderen Te plaatsen in rijen voor het kanon Alsof het hun niet kon hinderen.
Maar toen hij sprak van de hoge roem Die ze zich daar konden verwerven Indien zij, des landes schoonste bloem Gewillig voor hem wilden sterven.
Toen lachten zij allen luid: O neen Zo spraken ze tot de koning Dat ware genoeglijk voor u alleen Wij trekken terug naar onz' woning.
Indien gij het goedvindt, o oude man Ga gij zelf met uw buurman vechten Wij komen de kroon van lauweren dan U om de slapen hechten.
Hij zag hen aan met verwilderd gezicht Zij lieten hem streng bewaken En voerden hem naar het krankzingegesticht Om een einde aan dat spelletje te maken.
Gedichten van Rosalie en Virginie Loveling (1877)
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/rosalie_loveling.jpg)
|