Een gedicht van Hendrik Marsman 1899-1940
Polderland
Ik loop door t polderland onder de helle regen; oneindig is het land, oneindig zijn de wegen,
die naar de kimmen gaan; in lage hemelstreken heerst tussen zwarte kreken het mistig licht der maan.
o, dertigstroomenland, het volk dat u bewoont versombert in krakelen die geld en God verdelen, purper en doornenkroon.
oneindig is het land, oneindig zijn de wegen die naar de kimmen gaan; ik loop de morgen tegen in t mistig licht der maan.
|