Een gedicht van P.C. Hooft 1581-1647
AAN JOFFRe ANNE ROEMER VISSCHERS
Zo 't u, met diamant, lust op een glas te stippen: 't Is in de vlinderteelt. Het geestige gedrocht Ziet of het lavenis aan sap van druiven zocht En zit zo kuin, men zou het van de roemer knippen. Neemt gij penseel of naald: daar worden kuil en klippen Geschapen, bos en berg; en 't vochte veld bedocht Met groene grassen, waar 't welvarend vee naar tocht. Dat haalt zijn aâm, zo 't schijnt: en staat met gaande lippen. Boetseert uw aardige hand, en maakt een mens van leem; 't Haalt bij Prometheus werk. Maar wen g' u in de veem Der zanggodinnen vlijt; en woorden schoongeschreven, Een redelijke ziel, met wakre zin instort: Zo blijkt dat gij al 't geen, dat lijf of leven schort, Van beids kunt geven; dan de dichte 't eeuwig leven.
Gedichten van P. C. Hooft, door P,. Leendertz. Wzn., 2e druk door F. A. Stoett.. Amsterdam. (1900)
|