Een gedicht van Marie Metz Koning 1868-1926
Dode dag
Nu lijkt het woud een wording van metaal. De bronzen bomen krommen, nors geschaard, Hun donkre wortels diep in donkere aard, En kronklen zwart hun takken, ijzer-kaal,
Langs loden hemel. Broos als brokklig staal Slaan ze elkaar stuk, waar kil de wind er vaart. Uit vijver, gepolijst, rood koper, staart De bodem op, door rimpling zilver-vaal.
In struiken schuren schor, of knarsen schraal, De bladers; roestig, rul bijeen-gegaard Langs berm en tronk.... Ach, ik, verstillend, dwaal En toef en zoek, waar niets liefs bleef gespaard: Een angstig kind uit àl te wreed verhaal, Dat levend zelf, door dode wereld waart.
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/marie_metz_koning.jpg)
|