Een gedicht van Karel van de Woestijne 1878-1929
VLAANDREN, O WELIG HUIS
Vlaandren, o welig huis waar we zijn als genoden aan rijke taaflen! - daar nu gloeiend zijn de weien van zomer-granen die hunne aêmende ebbe breien naar malvend ooste' en statig dagerade-roden, de wijl de morge' ontwaakt ten hemel en ter Leie -: wie kan u weten, en in 't harte niet verblijen, niet danke' om dagen, schoon als jonge zege-goden, gelijk een beedlaar dankt om warme tarwe-broden?...
O Vlaandren, blijde van uw gevens-rede handen, zwaar, daar ge delend gaat, in paarse en gele wade, der krachten die uw schoot als rodend ooft beladen, - Vlaandren, wie wéét u en de zomer-dageraden, en voelt geen rilde liefde in zijn leden branden lijk deze morgen door de veie Leie-landen?
Verzamlede gedichten. Brussel -' s-Gravenhage.(1967)
|