Een gedicht van Willem Bilderdijk 1756-1831
Beginsels.
Gramschap is een schrikbre ontvlamming die onblusbaar om zich woedt: Droefheid is ene overstelpende en niet af te keren vloed: Nijd, een alverstikkend onkruid, dat én vreugd én deugd versmoort: En begeerlijkheid, een hartworm, die het ingewand doorboort. Maar dat vuur is uit een vonkje tot zo fel een brand ontgloeid: Maar die stroom uit kleine druppen tot die zeekolk saamgevloeid: Maar dat ondier is geboren uit het stof der ledigheid: En dat onkruid, van één zaadje over d' akker uitgebreid. Sterfling! blus dit eerste vonkje, eer het tot een vuurgloed wordt: Droog dees eerste druppel water, eer hij u op 't harte stort; Zij het eerste kleine zaadje, eer het wortelt, uitgerooid: Zuiver 't hart van ieder stofje, door de ledigheid gestrooid: En die onbetembre driften, die geen macht kan wederstaan, In haar oorsprong reeds vernietigd, doen uw boezem nimmer aan.
1805.
|