Een gedicht van Victor A. dela Montagne 1854-1915
Van sterven
Gestorven zijn is niets. In vrede, 't oog geloken, stil sluimren onder geurend mos, van alle leed ontlast, alle aardse zorg ontdoken, alle aardse kommer los,
en zalig, onbewust zelfs van 't bedrijvig leven geen klank meer horen, ver of dicht, van 't eeuwig schaduwfloers, als van een wade, omgeven, blind voor het aardse schitterlicht,
de lang gewenste rust, de zoete rust erlangen, waarnaar vergeefs hier werd getracht : in 't zwijgend hart geen wens, geen onvoldaan verlangen meer voeden en in 't hoofd geen foltrend weggedacht...
Maar sterven is de zaak. Maar langzaam af te teren en matter iedere dag op 't blanke kussen 't hoofd te voelen zinken, en niet kunnen af te weren de macht die u beknelt en 't bloed uws harten rooft...
Maar traag in uw gebeent een angel voelen boren, daar aan 's beds voeteneind het grijnzend doodspook zit, wijl 't vale waslicht blaakt, een doffe stemme horen die, over u, het De Profundis" bidt...
Maar rond u heen geknield, zij die u dierbaar waren, in bijgelovige angst en vrees, u, door hun tranen heen, zien siddrend aan te staren alsof in u het beeld des Schrikkens hen verrees,
de druk der ijzren hand gevoelen om uw leden, die 't bloed verstijft en naar het Niet u medesleurt dat is een zware stond: haast wordt der laatre vrede daarmee te veel, te veel verbeurd !
Gedichten (1913)
|