Een gedicht van Salomon Bonn 1881-1930
ZANDSCHIPPERS
In 't donkre schipje wroeten de paren, de vader en moeder het kind met kind de bruine wroeters die 't zand vervaren die drijven met water en wind.
En waar zij komen werpen hun armen met klekkende schokken het zand omhoog: een vel om wat benen een maag en wat darmen een dof, gebroken en hooploos oog.
In 't ruimpje als een dodenkot daar bukken zij samen als regen giert, een lampje schijnt er, de lucht is er rot en vocht is er veel en afzichtlijk gediert.
In 't donkre ruimpje sterven er velen - die niet in het donkere water vergaan - zij eten, slapen, vechten en telen hun leven is vroeg heel vroeg gedaan.
Dan komt het zand het gele, droge, en plompt met schokken over hen henen: dan is 't voor 't eerst dat ze rusten mogen en hongerangsten niet schrenen.
Znagen van hoop (1919) Beeldende liederen.
|