Een gedicht van Hendrik Marsman 1899-1940
De vreemdeling
Laat mij alleen. dit is de tweesprong onzer wegen. gij hebt mij tot de verste rand geleid.
maar keer hier om, ween niet. gij kunt de laatste tocht naast mij niet schrijden, noch ik met u, gij gaat hem eens alleen.
gij zijt mij nochtans onverdeeld verpand: ik heb uw bloed de donkre kus gegeven van hen, die boven dood en leven ontstegen zijn. ik ben hun afgezant.
ik beid uw komst.
wij zullen eens de zwarten wijn van dood en donker uit één beker drinken, wij zullen stromend in elkaar verzinken en eeuwig zijn.
vaarwel. ik keer niet weer. maar gij komt zelve, later. vaarwel. het water roept voor de derde keer.
Gedichten (1941)
|