Een gedicht van W.L.Penning 1841-1924
Doller dan ooit is 't losgebroken
Doller dan ooit is 't losgebroken En mensen worden wilde beesten; Hels viert het kwaad zijn gloriefeesten Tot de overmacht heeft rechtgesproken, Of nieuwe vecht-stof uitgezaaid: Vergif in de' oogst dien 't erfkroost maait.
Aan 't schaakbord peinzen de ingewijden; En elke zet, na bede om Zegen, Stormt zwaar 't onmondig mensdom tegen Dat, honds gehoorzaam wie 't doet lijden, In gruwzaam onderlingen strijd Zijn God vraagt hoe 't zich ooit bevrijdt?
De wereld, zat van 't weerszijds beulen, Vloekte al wat oorlog stookte in 't duister, Uit klauwen keert ze in kooi en kluister; Slaafs waar haar meesters weer gaan heulen, Trouwloos op nieuwen krijg bedacht Verkropt zij 't wee, en Heerszucht lacht.
|