Een gedicht van E. Laurillard 1830-1908
Genummerde bomen
'k Liep alleen door het woud, En te midden van 't hout Zag ik enkele genummerde bomen. 't Was een merk, dat ze alras zouden worden geveld. 'k Zag de houthakker, die door de heer was besteld, Met zijn bijlen en zagen al komen.
Ik stond stil en ik dacht: Van het menselijk geslacht Zijn zo telkens ook enkele uit allen Door een merk, waar de Dood zijn gangen naar wendt, Als genummerd, al is 't bij henzelve niet bekend, En bestemd om het eerste te vallen.
En ik dacht: Kom! met spoed Nog gedaan, wat ik moet, Want licht ben ik reeds ook zo genommerd. En al bleek, dat dit teken nog niet stond op mij, En al liep jaren lang nog de Dood mij voorbij, 'k Had toch niet zonder winst mij bekommerd.
Rust een weinig (1891)
|