Een gedicht van Nicolaas Beets 1814-1903
Ernst
Wanneer mijn voorhoofd rimpels krijgt, Mijn brede wenkbrauw nederdaalt, Mijn oog niet blinkt, maar duister straalt, En uitspreekt wat mijn mond verzwijgt, Een traan mij langs de wangen schiet, Mijn schedel nederbukt naar de aard, Bezorgde vrienden, vrees dan niet Dat wanhoop mij door 't harte vaart, Of dat 't zich toegeeft aan verdriet! Het zijn mijn zaligste uren dan: O, de Ernst, die dan mijn ziel beheerst, Als 'k onweerhouden mijmren kan, Bekoort mijn stiller hart het zeerst.
|