Een gedicht van Jacobus Bellamy 1757-1786
KLACHT
Nu moet ik nog in 't eenzaam dwalen!... ô Noodlot! al te wreed! Ik kan, gedrukt door zo veel leed, Maar nauwlijks adem halen! Mijn vriend zit aan de zij Van zijne Elize stil en vrij, En kust en streelt haar zonder vrezen; En ik mag naauw mijn Fillis zien! Haar slechts ter sluik een kusje biên! Kan dit mijn smart genezen? Ben ik dus niet met recht verstoord? Heb ik geen reden om te klagen? De min heeft slechts mijn beê verhoord, Om mij nog meer te plagen!
Gezangen mijner jeugd (1782)
|