Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899
Gebenedijd zijt gij
Gebenedijd zijt gij en onder al de vrouwen, 't zij wie of waar dat 't zij, eerbiedig aan te schouwen;
o Moeder Maagd, die Jesus draagt: eerbiedig aan te schouwen!
Gebenedijd zijt gij, voor eeuwen uitverkoren, gij Moeder, ook van mij, daar God is uit geboren;
o Moeder Maagd die Jesus draagt: daar God is uit geboren.
Gebenedijd zijt gij, en zalig zal 't u nomen, dat is, van verre en bij, uit Adam eens gekomen;
o Moeder Maagd die Jesus draagt, uit Adam eens gekomen!
Gebenedijd zijt gij: naast u en is er gene van zonde en schulden vrij, o onbevlekte allene;
o Moeder Maagd, die Jesus draagt: o onbevlekte, allene!
Gebenedijd zijt gij en boven u geprezen moet God alleen, moet Hij, de vrucht uws lichaams, wezen,
o Moeder Maagd, die Jesus draagt: de vrucht uws lichaams, wezen.
Gebenedijd zijt gij, o, toevlucht van ons allen, in zonde en slavernij en laat ons niet hervallen,
o Moeder Maagd, die Jesus draagt: en laat ons niet hervallen!
Gebenedijd zijt gij: de dood komt aangedreven, o, Moeder, maak ons blij, na dit, in 't ander leven!
o Moeder Maagd, die Jesus draagt: na dit, in 't ander leven!
1884-85
![schrijver](http://www.gedichten.nl/images/209367.jpg)
|