Een gedicht van M. De Wijs-Mouton 1873-1935
Snoepwinkeltje
In de donkere straat Waar 't belletje gaat, Kletst 't deurtje al rinkelend open; Komen in 't kamertje klein Bij 't lampengeschijn De kleutertjes binnen geslopen.
En 'n dappere vent, In zijn knuistje een cent, Stapt naar voor en blijft grinnekend zwijgen, Tot de koopvrouw geleerd Zijn fortuin inspecteert, En vertelt, wat hij daarvoor kan krijgen.
't Is een reep zwarte drop, Koek met suiker er op, Een kleurbal, een zuurbal, een wafel, Een zoethouten stok Of 'n kleurige brok; 't Ligt alles bijeen op de tafel.
Als de kapitalist Zich wat dikwijls vergist, De koek en de suiker beduimelt. Scheldt de juffrouw verwoed, Dat ie 't kost'lijke goed Met z'n smerige vingers verkruimelt.
De kleuter, verbaasd, Dat de juffrouw zo raast, Smoest stiekum wat met z'n kornuiten; De keus wordt bepaald, De kleurbal betaald... Dan schooien zij slent'rend naar buiten.
In de donkere straat, Waar het troepje nu gaat, Wordt hevig gewikt en gewogen; Dan zuigen z' om beurt, Tot de bal is verkleurd, En hun rijkdom-illusie vervlogen.
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/m.a._de_wijs_mouton.jpg)
|