Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899
HETE POOTJES
Een schalkaard had een bie gevaân en hield ze bij haar vleren: "Kom hier! - hij zag een jongske staan! - kom hier mijn knappe kerel! Hier heb ik zulk een schoon fatsoen van beestje, ik wil ‘t u geven: pas op maar van ‘t niet dood te doen, en laat het beestje leven. Kom aan; je hand; doe toe, ‘t vliegt weg; doe toe want ‘t gaat ontsnappen!" ‘t Kind hield zijn handje toe: "Nie' waar, hoe schoon dat is, hoe lieflijk!" Ha! ‘t kindje wierd te laat gewaar hoe schoon en hoe bedrieglijk. Het liet het beestje los, en ‘t loech de traantjes uit zijn oogskes, en zei ‘t: "Het beestje is schoon genoeg, maar ‘t heeft zulke hete pootjes.
(december 1860)
|