Een gedicht van C.S. Adama van Scheltema 1877-1924
HOLLAND
Wat zijt gij klein Holland Met al uw velden en vlakke wegen, Met uw rampzalige aardappellanden, En uw vreeslijk droefgeestige regen, En uw lage goedaardige stranden - -
Maar groot toch is de zee Holland, Waaraan gij langzaam zijt verschenen, Waaruit ge als een schelp zijt geboren, Die zingt door uw hele land henen, Dat elk in zijn ziel haar kan horen!
Doch wat zijt gij klein Holland Met uw simpele wilgenbomen, Met al uw kleine kabblende plassen, En die paar platte gemaklijke stromen, En uw bloemen en tamme gewassen - -
Maar groot toch is uw hemel Holland Met zijne mateloze klaarten, Met al zijn oneindige kleuren, En die verandrende wolkengevaarten, Waarmee grote dingen gebeuren!
Doch wat zijt gij klein Holland Met uw verlegen zwijgende mensen, En al uw langzame stille levens, En al uw vele denkbeeldige grenzen, En o! met nergens ooit iets verhevens - -
Maar groot toch is uw volk Holland, Verwant aan uw heerlijk verleden, Dat tussen uw heemle' en zeeën bleef groeien, En tussen die wisselende eeuwigheden Zich bereidt om opnieuw te gaan bloeien!
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/c.s._adama_van_scheltema.jpg)
|