Een gedicht van Herman de Gorter 1864-1924
De zee is één schuim.
De zee is één schuim. Kokend van woede. Zij vliegt voort door zich zelf heen. Dolle koppen doelloos krulle' over zich. Zij wordt niet moede holten te maken en holten te stoppen.
Tot bergen zet zij om het hoge floppen van water, tot een berg wordt in het licht een flop van water, met glooiingen, zicht van licht schijnt daarin, maar het vlakt tot soppen.
De storm, d' orkaan loeit. De lucht, even wild als de zee, is grijslicht, stort er van boven pakken van wolken op die ijlings vliegen.
Het licht is parel, het licht is geschild, de zee en de lucht zijn broers. Door lichtgloven snelt de storm henen. Weg is alle wiegen.
Nagelaten werken.
|