Een gedicht van Johan van 't Lindenhout 1893-1916
ZOMERAVOND I
Nu de schaduwen zich lengen Rond mijn woning, vòòr de nacht, Wil ik je mijn groeten brengen 'Wijl dags laatste uren plengen Aan de kim hun zuiv're pracht
Al begeert' ligt diep verzwegen, Nu ik stil naar buiten tuur, En mijn hart heeft zich genegen Tot de wijde avondzegen In de schoonheid van dit uur.
Ken je deze stilte, makker, Als des levens dierst tresoor! De avondwind drijft ver en zwakker Langs de popels, die de akker Zomen, over 't land te loor.
Buiten dralen zoete roken — Geur, die van de zomer is — En de ogen half geloken, Droom ik, voor het raam gedoken, 't Uur, dat voor de dromer is.
|