Een gedicht van Cornelis Honigh 1846-1896
O gij, in weedom neergebogen.
o Gij, in weedom neergebogen, Weerhoud geen tranen in hun loop: Zij drenken 't bloemetje der Hoop, En moest hun bron bij u verdrogen, Bid God, dat Hij uw leven sloop'.
Het water, in 't metaal bevroren, Splijt wel het zwaarst kanon vaneen, Waar 't vloeien kon, is niets geleên: Zo breekt hem, die zijn leed wou smoren, Het hart door opgekropt geween.
|