Een gedicht van Adriaan van der Hoop 1802-1841
24 Augustus 1838.
Vier Neêrland, feest! 's Lands eer en steun verjaart! Vier Neêrland, feest! Waai vrolijk driekleurstander, Als vreugdbanier met brede golven uit! Hoog klop' het hart van elke Nederlander! De lucht weergalm van 't schaatrend feestgeluid! Der Vorsten roem, het sieraad van Europe, Die burgerdeugd met Konings fierheid paart, In nood en dood de steenrots onzer hope, De dierbre Vorst, 's Lands eer en steun verjaart!
Vier Neêrland, feest! Waar ook in andre streken De bandloosheid, op Vorstenrecht verwoed, De helse toorts van 't oproer tracht te ontsteken, De Vrijheidszon praalt hier in volle gloed. Als hier de Vorst in 't lotboek van zijn leven, Een jaar van deugd en plichtsvervulling gaart, Dan wordt alom de feestzang aangeheven: De Koning leef! - 's Lands eer en steun verjaart!
Vier Neêrland, feest! Ontrol de heilge bladen, Waarop het lot der volken wordt verkond; Vermeld uw kroost Oranjes grootse daden, Zo rijk aan glans als 't licht van d'ochtendstond. Juich in die roem! De vreugd, die hart en ader Met hemelrein en zoet genot doorvaart, Is die van 't kind, dat feest viert met zijn Vader. De Koning leef! 's Lands eer en steun verjaart!
Vier Neêrland, feest! De vreugdelamp ontbrande En vorm de nacht ten stralenrijke dag! De Oranjevaan praal met de olijfgierlande Als 't beeld der vreê met Hollands fiere vlag. Het heldenheir, dat als met ijzren muren De weelge tuin van Nassaus Leeuw omschaart, Zing bij de vlam der weidse vreugdevuren: De Koning leef! 's Lands eer en steun verjaart!
Vier Neêrland, feest! Begroet ô scheepskartouwen Uit koopren keel de grijze Palinuur, Wiens vlag ter eer de trouwste der getrouwen, De Wees van 't IJ, Van Speijk verging in 't vuur. Verhef de lof van Nassau, Waterhelden, Op wie het land als onverwinbre staart, En ruise uw lied langs Nereus pekelvelden: De Koning leef! 's Lands eer en steun verjaart!
Vier Neêrland, feest! In 't diep des tijdstrooms zonk er Het vierdedeel eens eeuwkrings na die dag, Toen, na een nacht van wanhoopbarend donker, Het Vaderland de vrijheid dagen zag! Toen Hollands duin op 't zout der Noorderbaren, Hem naadren zag, als Held zijn Vaadren waard, Die eens het lied zou lokken uit de snaren: De Koning leef! 's Lands eer en steun verjaart!
Vier Neêrland, feest! Maar 't oog op God geslagen, Die 's Konings hart als waterbeken leidt, Die hem op aard de Heersers-staf doet dragen, En 't hermelijn bekleedt met majesteit! Op Hem vertrouwt: d' ontzachbre Wareldrichter!
Tot Hem klink bede en heilwens hemelwaart: Vervul ô God, het uitzicht van de Dichter! Wees met de Vorst, die door Uw gunst verjaart!
|