Een gedicht van Frans Bastiaanse 1898-1947
Als die daarboven
Wij allen zijn als die daarboven: Wij leven zelden hier beneên; Wij zien de volle korenschoven, Geblakerd bouwland om ons heen; -
De blauwe lichtpracht van rivieren, De gele bloemen aan de kant, De vlucht van reigers en plevieren Langs drassig moer en zandig strand; -
De meeuwen op de brede wieken, Boven de duinpan, verontrust, Wanneer, in 't vroegste morgenkrieken De zee wordt zichtbaar aan de kust:
Dààr, tussen die twee laatste duinen, Een strakke, grijsarduinen lijn, Die straks, wanneer de neve'len ruimen, Een blinkend blauw juweel zal zijn! -
Maar heilig licht, wordt gij aanbeden In 't klare van de aardse dag; Er is nog iets, dat wij-beneden, Aanzien met heiliger ontzag:
Wanneer, o dag, uw duizend kleuren Te nacht door duisters zijn gedempt, Die sterren uit de afgrond beuren Dan - door geen ander overstemd -
Zingt ons van die bestarnde sferen Verlangens lokkend, eeuwig lied... Hoger dan dat steeg ons begeren, Bevredigender werd ons niet.
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/frans_bastiaanse.jpg)
|