Een gedicht van Emanuel Hiel 1834-1899
O, WARE IK MAAR EEN MAAIER.
O, ware ik maar een maaier. Ik ging waar frisse kruiden staan 'k Zou ze allen vrolijk nederslaan... Heisa, tjink, tjank, taioh! Ik droog die rijke bloemenvracht, Tot haar, die speelt in mijn gedacht En die misschien mijn wens veracht... Maar, God, ik ben geen maaier. Heisa, tjink, tjank, taioh!
O, ware ik maar een jager, ik trok naar 't geurig groene woud, Waar 't wild zich vrolijk oponthoudt. Trarah, pifpaf, haloh! Ik droeg de tes met venezoen Tot haar, die, wat ik denk of doen, Mij nooit zul schenken ene zoen... Maar, God, ik ben geen jager, Trarah, pitpaf, haloh!
O, ware ik maar een schipper, Ik trok dan naar de wijde zee, En nam het vrolijk meisje mee. Hiphip, hoezee, hoihoh! Ik vloog de baren op en af Met haar, die tot een helse straf Mij nieuwe liefde in 't herte gaf... Maar, God, ik ben geen schipper, Hiphip, hoezee, hoihoh!
'De liefde in het leven' (1870)
|