Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931
DICHTEN: SLUIMEREN.
Zoals een kind dat zich ontkleedt, Het glimlacht naar 't vergulde raam, Het vouwt zijn helder lijfgoed saam En zoekt zijn sponde, slaap-gereed,
Zo is mijn dichter, ook hij legt De last of van den langen dag, Tot hij, getooid slechts met zijn lach, Stil luistert naar wat sluimer zegt,
De sluimer, een bewogen boom, Die tot een schoner waken wekt, Onder wiens lover, zon-gevlekt, Dromen wordt zingen, zang een droom.
Herscheppingen (1916)
|