Een gedicht van Willem de Merode 1887-1939
DE „EERSTE DAME"
Ik ben de bloemtak die het huis versiert. Van een zeer oude stam ben ik gerukt. Mijn heer vereert mij als zijn eerst bezit.
Soms uit de kennel van de concubinen Wringt een hoogzwangere zich en werpt haar dracht Voor 't hemelrecht van mijn gebonden voeten.
Haar blik kruipt op naar mijn emaillen gelaat En tracht door 't scherpe split der donkere ogen Binnen te dringen tot mijn heersershart.
Ik ben de huismacht, gunst van heer en goden Moet door mij stromen en de bloesems drijven, Die ik genadig ritslend reegnen laat.
Ik denk: het is vandaag een goede dag. De wind is stil, de boze geesten slapen. Mijn bloed is helderrood en warm en rustig.
Ik werp haar rustig een rood mutsje toe.
Ruischende bamboe (1937)
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/willem_de_merode.jpg)
|