Een gedicht van N.J. Storm van 's Gravenzande
De Recensent
Laatst had ik eens een vent te gast; (Hij was mij juist wel niet tot last, Want ik had slechts mijn daaglijks eten.) Verbaasd! wat heeft de vent gevreten, Alsof hij in geen veertien daag Iets had gekregen in zijn maag. En toen hij naauw mij had verlaten Ging hij bij een der buren praten; En gaf daar nu wat dapper af, Op 't geen ik hem te schransen gaf: De soep kon wel pikanter wezen; 't Gebak was niet genoeg gerezen; De kippen konden blanker zijn; De groenten gaarder, en de wijn Met meer bouquet. De loze vent! Wie was het toch? — Een Recensent.
Luimige poëzy (1827)
|