Een gedicht van Edward Koster 1861-1937
HERMES VAN PRAXITELES.
Hier klopt het marmer met een levensslag, Pulseert de scheppingsdaad in pracht van bloei, Waar overweld'gend rijst in hoge groei Het heerlijk godenlijf met mild gezag.
Wat toch het dwepend oog bepeinzen mag? Waarhenen stroomt het rustige gevloei Van de' ernstig-zachte godenblik? Wat boei Omsluit zijn zinnen in die kalme lach?
En aldoor strekt het kind de handjes uit, Met open mondje, gretig en belust, Te grijpen trachtend wat de god het biedt.
Maar immer vrucht'loos streeft het naar zijn buit En wekt de god niet uit zijn mijmer-rust, Wiens heil'ge droom in vage verten ziet....
Illustratie: HERMES van PRAXITELES
|