Een gedicht van Hein Boeken 1861-1933
DE OUDE ZIJDE.
Wij zitten hier zo licht, mijn vriend, en kijken Over de tijden heen en deze stad In het gezicht van die kerk, die zij had In 't vorig g'loof en oer-staat, die moest wijken
Met met 't getij der tijden, dat 't ging lijken Een sprookje, een geur wel, die vervloog, gevat In dat relieken-doosje, eens alle stad, Waar restjes van bekartlen nog de wijken
Zo dier ons, de Oude Zijd': hoor ze op doen rijzen 't Straten-geraas, verzacht haast tot een zucht En ondertoon van ons hoog-wijze praten
Over de tijden — 't wisslend licht der lucht Op toren-transen en in lage straten — Verre muziek der tij'n, vèr-raadbre wijze.
1895
Verzen (1920)
|