Een gedicht van Marie Metz-Koning 1864-1926
De volmaakte gave.
Wie arbeidt werkt aan zich en wie de kunst Ziet als zijn arbeid werkt zich op tot God. Zijn leven wordt een eng en streng gebod; Een strevend geven zonder éne gunst.
In zijn gedachten, in zijn daden, streeft Hij steeds gedreven door dezelfde trouw, Gelijk in liefde streeft de reine vrouw, In vol geloof aan hem wie zij zich geeft.
In hem ziet zij de goddelijke Vlam Die tot een offer heel haar zijn begeert; Die als zijn recht haar ganse zijn verteert Wijl hij van god tot haar op aarde kwam.
Zij offert hem haar schoonheid en haar jeugd; Zij leeft alleen, wanneer zijn liefde spreekt; Zij lijkt alleen, wanneer zijn liefde ontbreekt En zelfs dit lijden is haar als een vreugd.
Zo is de kunstenaar; en zó, gewijd In toegewijde liefde wordt hij groot. Zo overwint hij 't leven en de dood En heft zijn arbeid op tot eeuwigheid.
Wie arbeidt werkt aan zich; en wie de kunst Kent als zijn arbeid nagelt zich aan 't kruis. Hij spreekt ‘Vergeef het hun’, als het gespuis Hem hoont, en neemt hun ‘edik’ als een gunst.
Als de Volmaakte Gave, die niets wacht Dan Zelf-verlossing door Volmaakte Daad Sterft hij en Zege is op zijn laatst' gelaat Wanneer hij spreken kan ‘Het is volbracht’.
Onze Eeuw. Jaargang 23. 1923
|