Een gedicht van Aagje Deken 1741-1804
Het Gasthuis.
de b r o e d e r.
'k Weet niet, wat wij hier toch doen? Foei, het strijdt met ons fatsoen, In een Gasthuis rond te dwalen. Nauwlijks kan ik adem halen! Hemel! welk een nare lucht! Wat voor genoegen, Geeft u dat zwoegen Dat gekerm, geklaag, gezucht?
de z u s t e r.
Broeder, kent gij 't heil nog niet Dat ons 't mededogen biedt? Dan moet gij hier veel verkeren, En aldus ontferming leren. De mensen, die gij veracht, Al zijn 't geen rijken, Zijn ons gelijken, En met ons van één geslacht.
Betje Wolff en Aagje Deken, Economische liedjes (1781)
|