Een gedicht van V. de Meyere 1873-1931
De hoog-geslegen maan glimt door de twijgen.
De hoog-geslegen maan glimt door de twijgen. waaraan de witte bloesems bottend hangen, en giet mijn weelde in rijzende gezangen, die als een wijdend lied ten hemel stijgen.
In zilvren luister, de oude kruinen neigen hun geel-bedroomde schaûw, wijl roerloos, bange ontbloeit, rond hen, mijn tros-gebouwd verlangen, zachtkens verruisend tot een heilig zwijgen.
Langs 't rustend blauw, met mijmer-blond omweven, voel ik mijn ziel langs klare tonen zweven, opbeurend in wijd-klinkend koor gedragen.
En in de bladerstille lucht, met trage glinsters, lichtend-gestrooide sterren blinken, wijl Nacht en Vrede in 't zwellend harte zinken.
bron: Van Nu en Straks jrg 2 (1894)
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/v._de_meyere.jpg)
|