Een gedicht van Herman de Gorter 1864-1924
Hare buik is zo welvende en zacht
Hare buik is zo welvende en zacht Als van de wijde zee een ronde golf, Die een oneindige lichtglans bedolf Binnen zijn tedere en donzen vacht.
Van uit die tedere en donkre nacht, Waarmee zij haar schatkamer overscholf, Zal stijgen, die zich zelf uit haar opdolf, Tot vrijheid ene lichte gouden vracht.
Een lichte schone schaar van bloeiende kindren Zal hieruit stijgen naar haar schone borsten, Ik zie ze spelen in de nevels ginder en
Mijn ogen niet naar hier terugzien dorsten. Goud zijn hun lichamen, zij zinderen Door de luchten, en stillen alle dorsten.
Sonnetten (1934)
|