Een gedicht van Alice Nahon 19896-1933
Het Dooit.
Zoals bij 't sneeuwen die vlokskens, verveerd, weiflend en trage vallen op eerd, zo moeten alle gedachten van ons, van uit de hemel van room en dons, dalen op aarde waar alles dooit wat sneeuwwit en droomrig de dingen vermooit.
Droef is de dooi maar als, uitgeblomd, dat donzen droomsel gefilterd komt uit zuivere lagen van wijze grond, kristal is voor de ogen, wijn voor de mond, muziek voor de dichter, drank voor de plant, dan leer ik de lesse van dooi in 't verstand.
Dooi die de vlokskens tot wateren wijdt, dooi die mijn dromen tot daden herleidt, droef zijt ge telkens want ‘lief’ is op aard wat blank als de sneeuw nog zijn dromen bewaart, maar drinkbaar het water der ziel, dat, verreind, door smarten gefilterd naar de harten fonteint.
Dietsche Warande en Belfort jrg. 1926 (1926)
|