Een gedicht van P.C. Boutens 1870-1943
Waar tijd en eeuwigheid elkaar beroeren
LXIV
Waar tijd en eeuwigheid elkaar beroeren, Worden de sterren in de nacht geboren, Vuurbloemen die de rijzendranke roeren Van donkre aardtochten naar Gods ooglicht boren.
En waar de heemlen van voor Hem vervloeren Tot glazen glansbaan eindelozer koren, Lijnen der stelslen weemlende contouren Door 't klaar kristal donkervermoede voren:
Door weêrzijds-open venstren als door ogen Schijnen de heemlen in elkaar en de aarde: Liefde met liefde wisslen wondre waarden, Aarddonker tegen Godslicht opgewogen... In evenwicht van gulden ruil geheven Wandelt de wereld vleugelloos te zweven.
Sonnetten (1920)

|