Een gedicht van Jan Veth 18654-1925
Op de oceaan.
De zee jacht òp een heir van vlugge kuiven, Waar zilte zoomen van smaragd in schijnen; Zij rimplen, rijzen, wentlen en verdwijnen, In wisslend spel van schittren en verstuiven -
En in de branding van dat stage schuiven, Laat golf na golf haar donkre diepte deinen, - Tot indigo en brons in grijs verdwijnen, Om zilvren kuiven weer omhoog te kruiven...
Ai mij, is zó de maatgang van dit leven, Moet elk licht dùs in nieuwe vloed bedolven, Smelt iedre kleuring weer na luttel tijd?...
Zijn liefde en schoonheid enkel schuim van golven, Verstuivend in de drift van rustloos streven, En woont alleen in wissling eeuwigheid! -
Nov. '09 De Gids. jrg 74 (1910)

|