Een gedicht van J.J.L. ten Kate 1819-1889
DE VOGELS.
De winter scheert de lustwaranden En schudt de naakte lindentop: De vogels slaan aan andere stranden Het schommelende nestje op; Maar, waar ze ook elders nederstrijken, Vergeten doen ze ons nimmermeer - De winter doet de vogels wijken, De lente brengt de vogels weer.
Nu laten ons met stil verlangen De ontvloden ballingen alleen! Hoe vrolijk klonken eens hun zangen Door hutten en paleizen heen! Ginds, waar de vreemde bloemen prijken, Klinkt nu hun feestlied heinde en veer: De winter doet de vogels wijken, De lente brengt de vogels weer.
Wij, aan dit logge stof gekluisterd, Benijden haast hun vrije vlucht. De glans van 't zonlicht is verduisterd, De nevels rijden door de lucht: 0, wie de vogel mocht gelijken, En ijlen naar een warmer sfeer! ... De winter doet de vogels wijken, De lente brengt de vogels weer.
Zij denken aan hun verre vrinden; En wijkt in 't end de laatste orkaan, Dan zoeken zij hunne oude linden, Die weer in volle bloesems staan. Zij zijn voor armen en voor rijken Geluksprofeten van de Heer... De winter doet de vogels wijken, De lente brengt de vogels weer.
De Dichtwerken (1872)

|