Een gedicht van Dop Bles 1883-1940
Le pont de Caulaincourt.
Paardenpoten trapp'len, draven boven graven, boven graven, boven het vergaan verleden stuwt en stijgt het hijgend heden, boven het gefluisterd Amen, vlamt de pakkende reclame, boven 't somber R.I.P. waarschuwt luid: ‘Si vous toussez....’
't Leven spreidt zijn vleugels wijd boven dood en eeuwigheid, spant in vergetrokken togen zijn versteende brede bogen tot een veld van koorts'ge strijd; tussen plecht'ge marmerzerken zuilen zwaar de zwarte werken, die het volle leven dragen, over doden heengeslagen.
Paardenpoten trapp'len, draven boven graven, boven graven, boven het Memento Mori juicht de dag in volle glorie, tussen zware wagenvrachten jagen mensen, joelen, jachten, snorren taxis, toet'ren, tett'ren, zoemen stemmen, schreeuwen, schett'ren, logge camions dond'ren, bonken, monden lachen, ogen lonken, wielen went'len, knarsen, kreunen, autobussen dav'ren, dreunen; in één jacht, één drift gedreven bruist en kookt het lillend leven; in de branding opgenomen van één stroom en tegenstromen van een durend af en aan blijft de drom van mensen gaan.
Paardenpoten trapp'len, draven boven graven, boven graven, boven weidse sepulturen slaat de zweepslag van de uren, boven vroom geknielde liên, walmt de wierook - de benzien!
O, de dood is zoet in 't g'loven aan 't bestaan van een: hierboven, want een ‘boven’ is gegeven, want hierboven is het leven vol mysterie, heil en hoop in 'de grootste' bioscoop, die, als eind'lijk nacht gaat dekken, nog de doden tracht te wekken met zijn kleurdoorvonkte banen van elektrische reclame, vol van zon en duizend sterren: ‘Changement de Propriétaire!’
Paardenpoten trapp'len, draven boven graven, boven graven, boven heil'ge eeuwigheid lalt en bralt de nieuwe tijd, strijdt en stuwt het kermend heden, met zijn vloek en zijn gebeden, met, als laatste elegie: ‘L'au-delà?’ - ‘Oui, mais Ribby....!’
Parijsche Verzen ((1923)
|