Een gedicht van Gentil Antheunis 1840-1907
Verrukking
Ik wense geen rijkdom, geen pracht of geen weelde; Ik wense geen macht of geen klink ende faam; Ik dichte en ik zinge geknield voor uw voeten, Mijn blik in uw oog en de handen te zaâm. Gij hebt mij een toverend woord toegefluisterd; Ik heb met het hoofd op uw schouder gerust. 't Verledene leed was vergeten, verzonken, En 'k heb het geluk van uw lippen gedronken, Toen blozend en aarz'lend gij mij hebt gekust.
|