Een gedicht van E.J. Potgieter 1808-1875
Aan New-York (6)
Het plegtig zwijgen der woestijn, Slechts zonnebrand, slechts maneschijn, Daar gij de volken zaagt verzamen? Het zou u dragelijker zijn, Dan of er vreemdelingen kwamen, En hun Geschied'nis, streng maar koel, Uw bouwval koos ten rechterstoel! Niet dat de weegschaal in haar handen Zou overslaan ter slinkerzij, Dewijl ge 't volk der Zeven landen Verguisdet door uw spotternij; Rechtvaardig zou zij allen horen En leende wis der bittre klacht Des Indiaans, door u geslacht, Ook tegen onze Vaad'ren de oren! Eenvoude kindren der natuur, Die argeloos de beker dronken Aan Hudsons boord hun ingeschonken Met strelend gif, met vloeiend vuur: De plaag die 't blanke Europa slaakte, Die 't rode Amerika ontving Of een godesse haar genaakte, Schoon ze uit de schrikb're marteling Alleen tot dorst en dood ontwaakte!

|