Een gedicht van Prudens van Duyse 1804-1859
De bie en de roos.
Een bietje vloog een roosje toe: ‘Lief bloemtje, kijk eens: blij te moe Snel ik naar u op lichte vlerk, Opdat ik aan mijn honig werk.’
‘Wees welkom, bietje, sprak de bloem; Uw vlijt verdient, dat elk haar roem'. Put uit mijn schoot al wat ge kunt: Het is van harte u vergund.’
En zie, voor 't einde van de dag Viel 't roosje neer; maar, als 't daar lag, Herdacht het stil de honigschat, Eens in haar geurge schoot bevat, Die mogelijk in ziekte en pijn De mens tot laafnis zoude zijn.
Gedichtjes voor kinderen (1849)
|