Een gedicht van Alfred Hegenscheidt 1866-1964
Onmacht
Ik weet het niet wat van mij worden moet Na al dit rustloos pogen, nimmer slagen; 'k Heb vruchteloos een beeld in mij gedragen, Ik heb de adem niet die 't leven doet.
En geest en hart, zij waaien droeve vlagen Van kille leegheid in 't verdord gemoed; En de aarde kwijnt; met haar gij, 't laatste goed Waaraan 'k mij klamp, gedenkend vroeger dagen.
Waarom moest gij dan komen in de nood, Ik riep u niet; wat dood moest zijn, wás dood, En voor de rest, - ik had het ook gedragen, -
Gij hielp toen goddelijk dit leven schragen; Maar ziet gij niet, nu gij mij wilt verlaten, Dat ik het weer, maar meer dan ooit, moet haten?
|