Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914
Over stille ogen."
Over stille ogen en lippen stil Eeuwig nu geloken Sprei uwe bloemen ter liefde der bloem Droeviglijk gebroken.
O, laat vallen, zuchtenszacht, Treurewoorden, woorden van klacht, Dat zij niet storen de rustenacht, Waarin zij ligt gedoken.
Neig uw hoofd en neig uw wil... En zeg: ‘àl mijne liefde had Niet kunnen veilgen tegen leed; Geen koestrende armen weren 't wreed Waaien van wind; geen balseming Geneest in 't hart ontgoocheling....
Zij was nog blij die henenging....’
Voor haar zachte ogen is Dood gekomen En heeft gesproken wat niemand weet, Maar over haar smarte-ogen gleed Glimlach van vreê.... Ver weg van leed Lei Hij haar voort langs vredestromen.
Serena (!898)
|