Een gedicht van Edward Koster 1861-1937
VISIOEN.
In starren nacht lag de woestijn van 't leven, En strekte ver zich in de somb're tijd, Daar was geween en wanhoop, moord en strijd, En boven kwam een zware bloedwolk zweven.
Daar bloeiden bloemen, in gestadig beven Geschommeld door de wind van haat en nijd, De rode: bloeddorst, en de gele: spijt, En witte stonden grimmig-doods geheven.
Een macht'ge slang, in gramme toorn gekruld, Lag om de wereld, stikkend in haar knoop, Een slijm'rige rivier, gestremd van loop.
Van weemoeds zuchten was de lucht vervuld, En uit des diepe wereldlevens nacht Steeg onverhoord omhoog de jammerklacht.
Tonen en tinten (1900)
|