Een gedicht van P.C. Boutens 1870-1943
Leeuwerik
Blijft gij nooit één blanke uchtend, Leeuwrik, zingen hier beneên, Die uw nachtlijk nest ontvluchtend Door de zilvren neevlen heen
Vleuglings vindt de gouden wegen Waar uw aadmen juichen wordt, Tot uw zang in vuren regen Naar de koele vore stort;
Zingt gij nooit de rode smarten Van de duistre aardenacht, Wordt het bloeden onzer harten Wel gestelpt, maar nooit verklacht?...
In het ijle blauw verloren Volgt mijn oog niet meer uw vlucht, Maar uw antwoord dwaast mijn oren Met zijn zaligend gerucht:
Steeds, uit vreugd of smart gerezen, Heeft de ziel uw vreugd verstaan, En tot uwe vreugd genezen, Ons gemeen geheim geraên:
Alle smart omhooggedragen Meerdert vreugdes gouden schat: Slechts de vleuglen die ons schragen, Zijn van aardes tranen nat.
Carmina (1912)
|