Een gedicht van E.J. Potgieter 1808-1875
Avondsterre
Wisselziek in 't zweven Blijken wind en wolk; Om naar verre dreven Wensen mee te geven, Eise ik trouwer tolk.
Wees gij zelf bodinne, Hoe mijn harte blaakt, Schone ster der minne, Die de westertinne Rozen strooiend naakt!
Heffe naar uw stralen 't Lelietje in de knop, 't Lelietje der dalen, Bij haar zoet verhalen 't Hoofdje luist'rend op.
De een roep': ‘liefde en trouwe!’ ‘Trouwe en liefde!’ de aêr, En haar blik aanschouwe 't Luchtslot dat ik bouwe In de rei der schaar.
Voer haar uit de weelde Van haars vaders huis, Die maar half verheelde, Hoe zich 't hart verveelde In een kleine kluis.
Schoon haar lage winde Luttel bloemen bie', Om haar lokken binde 'k Elke die ik vinde, En hoe schat zij die!
Eer men ons benijde, Siersel van de trans! Als zij blozend blijde Dartelt aan mijn zijde, Tempert gij uw glans.
Van zo hel een luister Houdt geen minnewicht; Slechts in schemerduister Wordt het zachtst gefluister Ons het zoetst gedicht!...
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/e.j._potgieter.jpg)
|