Een gedicht van Fiore della Neve 1849-1934
ROEMERSWALE
Daar ligt, zo klinkt een sage van weleer, Een rijke, trotse stad in zee verdronken. En waar de gouden torenspitsen blonken, Daar kabbelt rustig thans het blauwe meer.
Des avonds zit de visser mijm'rend neer. 't Is als werd van het goud, daar lang verzonken, In golf op golf een scheem'ring hem geschonken... Maar niets geeft van de schat de diepte weer.
Zo mijne liefde; schoon ge in lied bij lied Haar lichten schemer telkens blinken ziet, Als 't gouden schijnsel in de blauwe golven;
Vrees niets, de glans wordt nimmer uitgeblust, De schat verdwijnt niet, die in 't harte rust, Maar blijft er, rijk en kostbaar, diep bedolven.
Van eene sultane en andere gedichten, H. Pijttersen Tz, Sneek.(1884)
|