Een gedicht van Jacqueline van der Waals 1868-1922
Heb mij lief, gelijk ik ben
Ik zou tot al mijn vrienden willen gaan - Ook wel tot hen, die niet mijn vrienden zijn - En vragen: Heb mij lief, gelijk ik ben En stel aan mij geen eisen. Zie, ik kan Niet onderhoudend praten, niet gevat Of geestig zijn, en niet vertrouwelijk Vertellen van mij zelf of van mijn ziel... Wat zouden we ons vermoeien voor elkaar?
Laat mij maar zwijgend naast u zitten, stil Verdiept in eigen werk, eigen gedachten. Of - als gij praten wilt - spreekt gij tot mij. Ik zal wel luistren, als gij vriendelijk Met lichte kout mij onderhouden wilt, Wel lachen om de grappen, die ge zegt, Wel ernstig kijken als ge hoog, of diep, Of ijdel praat van al te diepe dingen...
Maar, als ik dan zo zwijgend zit, en luister Naar uw gesprek - of naar het klokgetik - Of 'k laat de stilte ruisen om ons heen, - Die ruist zo prettig, als de mensen zwijgen - Als 'k mij dan blij in uw nabijheid voel, Dan zou ik willen vragen, en de stilte - Of ons gesprek - verbreken met mijn vraag: 'Zeg, zijt ge ook blij, dat ik naast u zit?' Sprak gij dan 'Ja', dan zei ik zacht: 'Ik ook'...
En dat was alles, wat ik weten wou En al, wat gij van mij behoeft te weten.
|